Een verslag van de aanloop naar en de reis door West-Canada

VERSLAG 24-9 / 27-9 2010

Vrijdag, 24 september 2010
Vandaag vertrekken we vanuit Jasper naar Blue River, 210 km.
Rond 10 uur draaien we de Yellowhead Highway West op. Dit was ooit de belangrijkste oost-west handelsroute. De weg is stil en mooi, met de gebruikelijke dennenbossen en de loofbomen in hun indian summer tooi.

Op een van de infoborden staat dat sinds 2005 ruim 7 miljoen hectare van de Canadese bossen te lijden heeft onder de pine beetle. Dit insect sluit de voedingsstroom in de boom af die daardoor eerst roestbruin wordt vervolgens grijs. Inderdaad zijn we de afgelopen weken onderweg hele stukken bos tegengekomen die er bruin en grijs uitzien. De grote velden grijze bomen worden gekapt en nieuwe aanplant moet ervoor zorgen dat het bos herstelt. Maar als er grijze bomen hier en daar verspreid door het bos staan, worden ze aan de natuur overgelaten.

Na 88 km zonder huizen en andere menselijke activiteiten bereiken we het informatie centrum van Mount Robson. Alle toeristen informatiecentra in Canada zijn goed geregeld, heel veel gratis informatie en nette toiletten.

Het weer is nog vrij helder en daar boffen we mee, want nu kunnen we 2 minuten een glimp van het topje van deze beroemde berg van 3954 m opvangen. Meestal is het bovenste deel van de berg in een wolk gehuld.

We hopen op een lekker kopje koffie, maar ook hier weer regular coffee. Dat betekent warm water waar heel snel 1 koffieboon doorheen gelopen is. Echt niet te drinken. Geen espressoapparaat te bekennen. Wel warme dranken als french vanilla en hot chocolate, ongeveer 10 keer zoeter dan bij ons. Dan maar even niets. Wel vinden we een fleecevest in een mooie blauwe kleur voor René.

We gaan verder op de Yellowhead Highway, richting Rearguard Falls. Daar moeten springende zalmen te zien zijn die vanuit de Grote Oceaan dit punt hebben bereikt. Het infobord vermeldt dat de zalmen te zien zijn in de late zomer. Dat is waarschijnlijk eind augustus/begin september, dus we zijn weer te laat. Maar de wandeling is toch de moeite waard, de waterval is niet hoog maar wel heftig. Hier in de buurt, in Tête Jaune Cache, vloeien de Fraser River en de Robson River samen. Vroeger was het een populaire plaats voor raderboten die mensen en goederen naar Prince George vervoerden, maar nu leven er nog maar 300 mensen.

Inmiddels zijn we Jasper Park, Alberta uit en rijden we British Columbia in, waar de horloges een uur achteruit gezet moeten worden.

We rijden Valemount even binnen. Een klein dorpje. Dit soort dorpjes hebben een hele brede hoofdstraat met ongestructureerd geplaatste huizen. Op een foto is de sfeer heel moeilijk vast te leggen, want alles staat te ver uit elkaar om in een beeld te vangen. Ze hebben wel een mooie toegangspoort.

We gaan verder naar het dorp Blue River waar we in het Mike Wiegele Resort overnachten. We zijn een beetje vroeg en rijden wat in de rondte. Er is een onverharde weg naar Murtle Lake, een mooi blauwgroen meer. Vol goede moed beginnen we er aan. Maar na een kwartier over stenen gereden te hebben, beginnen we toch te twijfelen aan het nut van deze actie. Er is geen enkele aanduiding na hoeveel kilometer het meer zou moeten verschijnen, het kan 1 of nog 10 km zijn, en eigenlijk mogen we met de huurauto niet op dit soort weggetjes rijden.
Na nog een paar honderd meter keren we toch maar om. Bij het resort maken ze geen probleem van ons vroege inchecken (ca. half 3) en we krijgen een lodge toegewezen met 4 appartementen en een gezamenlijke huiskamer en keuken. Ook weer bijzonder, maar alles zit er gezellig en pionierachtig uit met veel hout. Later blijkt dat we de enige bewoners van het huis zijn en dus beschikken we over een slaapkamer, badkamer, huiskamer met keuken met alles er op en eraan. Maar we gaan toch maar uit eten en wel in Tony's bar. De beheerder is Chinees, genaamd Tony en hij serveert net zo makkelijk spaghetti en steaks en bami. De terugweg naar onze lodge is onverlicht en bochtig en ook nog zonder strepen, dus het is min of meer een wonder dat we zonder ongelukken arriveren.
In de huiskamer met de benen op tafel, de laptop er tussen in 2 afleveringen van Farscape gekeken.

Zaterdag, 25 september
De rit van vandaag gaat van Blue River naar 100 Miles House waar we overnachten op de Hills Guest Ranch, 245 km. Het wordt een dag van watervallen en meren.
Het is mooi stil weer, ongeveer 11 graden. We vertrekken om kwart over 9 en kopen bij een grocerie broodjes voor onderweg. De winkel is langgerekt en verveloos, maar de eigenaar is vrolijk en hij verkoopt zowaar verse broodjes.
Highway 5 is lang en stil, soms bochtig en weinig huizen. De uitzichten zijn prachtig. Bij Clearwater tanken we (eerst betalen dan tanken!) en gaan rechtsaf richting Wells Gray Provincial Park. Dit park is pure wildernis behalve op de plekken waar de watervallen bekeken kunnen worden, daar blijken toch nog wat toeristen aanwezig. De weg is smal, erg bochtig en je mag er maximaal 80 km/u.
De waterval is Spahats Falls, 61 m hoog. Na een korte wandeling zien we de smalle waterval die in een ravijn van 122 m valt. Indrukwekkend!
De tweede waterval is Dawson Falls, maar die slaan we even over. We zijn namelijk achter 2 campers met Hollanders terechtgekomen en die sukkelen met een gangetje van 40 km over de weg. Passeren is bijna onmogelijk en veel zie je ook niet met die 2 grote vierkante kasten voor je neus. We houden afstand en rijden 30 km lang achter hen aan. Gelukkig slaan ze af naar Dawson Falls en wij rijden opgelucht in een sneller tempo naar de Helmcken Falls.
De Helmcken Falls is te bereiken via een goed aangegeven wandelpad door het bos waar weer heel wat eekhoorntjes rondspringen en hun speciale geluidje laten horen. Je hebt prachtig uitzicht op de waterval van maar liefst 137 m hoog. Dat is 2 keer hoger dan de Niagara watervallen. De omgeving is stemmingsvol met donkere dennenbossen en rotsen bedekt met mossen. Ook liggen hier en daar omgevallen bomen. De waterval gaat door de jaren heen verder terug stroomopwaarts en als je de kracht van het water ziet, verbaast het je niet.
De weg door Wells Gray park gaat door tot het Clearwater Lake en dan moet je dezelfde weg weer terug. Het meer geloven we wel en we nemen de weg terug naar Clearwater. Maar we stoppen natuurlijk nog wel even bij de Dawson Falls, want die hadden we overgeslagen. Deze waterval van de Murtle rivier is 18 m hoog, maar ook 91 m breed, wat een geweldig gezicht is. We zien behalve de waterval ook weer eekhoorns en nu ook paddestoelen.
Na dit uitstapje van 47 km heen en weer terug, draaien we highway 5 weer op. We passeren Little Fort dat in 1850 gesticht werd als een Hudson Bay Trading Post. We zien wat verspreid staande huizen en dat was het. De tijden van de goldrush zijn duidelijk voorbij.
Er zijn ook heel veel meertjes, allemaal met een naam, maar teveel om op te noemen.

De temperatuur stijgt tot 24 graden we eten bij een lekker zwoel windje aan de River ons broodje op.
Uiteindelijk arriveren we in 100 Miles House. Hier lijkt het net de bewoonde wereld; ranches, paarden, verspreide huizen, hotels, rafting en een echt winkelcentrum met een passage. We lopen er wat rond en zien weer van alles, vooral niet nuttige dingen van slechte kwaliteit.
Ongeveer 13 km verderop ligt ons onderkomen voor de komende nacht: Hills Guest Ranche. Er komt een duidelijk bord in zicht dat het nog 2 km is en daarna zien we niets meer. Plotseling duikt er rechts een vervaagd houten bord op bij een gravelweggetje, daar moeten we dus in… We halen het met een soort noodstop. Gelukkig is het ook hier stil op de weg.
Het restaurant is gevestigd in een soort 'bonanza-huis' met bijpassend meubilair.
Weer veel gezien vandaag.
Zondag, 26 september
Vandaag rijden we naar Whistler, 225 km.
We gaan eerst boodschappen doen in 100 Mile House waar een goede supermarkt is. We bedenken dat het zondag is, maar dat is geen probleem, ze zijn gewoon open. Lekker vers brood, heerlijke ham en een groenteafdeling die je tegemoet glimt. De appeltjes zijn extra opgepoetst en al het fruit ligt kunstig opgestapeld. Om alles extra fris te laten lijken, spuiten ze met de plantenspuit druppeltjes op de groente.

Highway 97 volgt voor een deel de oude Cariboo Wagon Road uit 1860 en is een van de oudste wegen van Canada. In die tijd werd er in het noorden van British Columbia goud gevonden en duizenden trokken met hun hele hebben en houden deze kant op. Nu is deze weg ruim en rustig en tamelijk vlak.
Eerst passeren we het Chasm Provincial Park. Het zou duidelijk aangegeven moeten zijn, maar dat is niet helemaal waar. Min of meer toevallig nemen we de goede afslag naar links. Doel is een kloof van 120 m diep te bekijken die 10.000 jaar geleden gevormd werd door smeltwater van een gletsjer. Mooi en diep, de moeite waard. Ook een mooie plek om ons ontbijt te nuttigen. Het is mooi weer en het wordt weer steeds warmer.

We keren terug naar highway 97 en gaan richting Clinton, ooit een belangrijke stad aan de Fraser Canyon op de kruising van 2 wagenroutes. Ook weer veel goudzoekers toentertijd hier.
We stoppen niet in Clinton, maar rijden verder naar Lillooet. De weg blijft rustig, maar is nu 2-baans.
Opeens gebeurt het: een BEER! Het is een bruine beer die op zijn gemakje de weg over sloft. Voor we de camera’s in de aanslag hebben is hij al in het struikgewas verdwenen. We zijn perplex. De afgelopen weken zijn we bestookt met waarschuwingen voor beren; wat je moet doen als je er eentje ziet, wat je moet doen als je er geen een ziet, borden (groot en klein) langs de weg, bij de hotelreceptie, briefjes op de kamer, instructies bij de informatiecentra. En in deze omgeving geen bord of waarschuwing te bekennen en daar is zo’n beer zomaar ineens. Maar we genieten van het moment. Het zou toch jammer zijn als we geen beer zouden hebben gezien.

De weg naar Pemberton heet Duffey Lake Road. Een bijzondere ervaring. Ook hier geen meter weg die recht loopt. Het wegdek is slecht en je moet echt voor 100% geconcentreerd rijden, want de auto wil alle kanten op. De bruggen zijn niet geasfalteerd, maar er liggen gewoon een stelletje planken, niet allemaal even vast…
Op een mooie plek aan de rivier, waar een voetgangersbrug overheen gaat, stoppen we voor de lunch. De brug bestaat uit 3 lange dikke boomstammen, daaroverheen planken die met wat kingsize draadnagels min of meer bij elkaar worden gehouden.
Intussen wordt de omgeving alsmaar mooier. Er zijn twee klimaatzones die we passeren; droge woestijnachtige graslanden omzoomd door heuvels met zandgrond en daarna de Coastal Mountains die voor meer regen zorgen. We klimmen en dalen, soms 11%. Het is prettig dat de weg zo stil is, anders kun je als chauffeur helemaal niet om je heen kijken.
We rollen het dorp Mount Currie binnen en houden links aan voor Pemberton en Whistler.
Ondanks dat Whistler een Olympische dorp was in februari, is de weg er naar toe behoorlijk slecht. Maar goed, uiteindelijk bereiken we het dorp. Bij het Westin Hotel worden we voor de ingang bestormd door 3 opdringerige blagen, jongemannen die van alles met onze auto en bagage willen doen. Ze houden hun hand op voor je autosleutels en als je niet uitkijkt laden ze je bagage uit. De aard van het hotel brengt dit met zich mee, maar het zou iets subtieler kunnen.
Er is maar een manier om van ze af te komen; gewoon zeggen dat je alles liever zelf wilt doen. We checken in, horen dat internet 15 C.dollar per dag kost en roepen dat het niet urgent is. Toch opvallend dat je in de duurdere hotels voor internet moet betalen en het in de andere gratis is. René heeft een LAN-kabeltje meegenomen en dat konden we ook een paar keer gewoon inpluggen. We parkeren de auto voor 28 dollar excl. taxes in de parkeergarage en laden de bagage uit. Op de 3e verdieping hebben we een kamer met een keukentje en een balkonnetje.

We verkennen Whistler; een heel groot wandelgebied met heel veel leuke winkeltjes, coffeeshops, restaurantjes enz. We eten in een semi-Italiaans restaurantje en wandelen weer terug naar het hotel.
Het is weer een bijzondere dag geweest en we hebben weer prachtige natuur gezien.


Maandag, 27 september
Een beetje op tijd het bed uit, want we moeten met de boot oversteken naar Vancouver Island en we gaan overnachten in Victoria.

Eerst maar weer boodschappen halen in het gezellige wandelgebied van Whistler. Dan uitchecken en in discussie, want ze willen onze Visacard belasten met de kosten van de kamer, terwijl alles via Travel Trend al is betaald. Alles komt in orde en we gaan op weg naar de Sea-to-Sky highway. Deze weg is wereldberoemd en moet nogal spectaculair zijn. We geloven het meteen, maar er is veel laaghangende bewolking en af en toe regent het. We zien dus nagenoeg niets van al dat moois. Alleen veel water en af en toe daarin opdoemende heuvels. De sfeer is een beetje geheimzinnig op deze manier.

Om 11.15 uur komen we aan bij de boot naar Vancouver Island. Daar horen we dat we mee kunnen met de boot van 12.50 uur. We krijgen lane 3 toegewezen en daar kunnen we wachten. Het regent nog steeds en we gaan eerst maar een espresso en cappuccino drinken. Dat moet in de open lucht en met die regen is dat niet ideaal, dus we keren terug naar de auto. Aangezien we niet weten hoe de dingen hier werken, willen we niet al te ver van de auto vandaan. Voor het wachten hebben we een mooie oplossing; we kijken een aflevering van Dollhouse met de laptop op het dashboard. De tijd vliegt en voor we het weten mogen we de boot oprijden. De overtocht duurt 1 uur en 35 minuten. Het wordt steeds mooier weer en vanaf het dek zien we zelfs in een flits een orka voorbij zwemmen.


We komen aan op Vancouver Island, in Nanaimo met prachtig weer en 18 graden. Nanaimo is druk en er zijn verschillende havens en watervliegtuigjes. Vroeger waren kolenmijnen de middelen van bestaan, tegenwoordig bosbouw, visserij en toerisme.
Op weg naar Victoria komen we langs het plaatsje Chemainus, waar we willen stoppen vanwege de als 32 enorm grote muurschilderingen aangekondigde bezienswaardigheid. We hadden het kunnen weten, historische bezienswaardigheden stellen in Canada niet heel veel voor. De muurschilderingen zijn of klein of niet te vinden of er staan auto’s voor geparkeerd. We schieten een paar plaatjes voor de curiositeit. Weer op de grote weg komen we langs Duncan waar veel totempalen zouden zijn. Maar het regent en we zijn ook een beetje het vertrouwen in de toeristische attracties kwijt, dus we rijden door en gaan verder op weg naar Victoria. Het gaat weer pittig regenen en we leggen zo snel mogelijk de resterende 70 kilometers af.

Het Magnolia Hotel ligt op loopafstand van de Inner Harbour. Ook hier een jongeman die zich over je auto ontfermt (mocht je iets nodig hebben uit je auto dan moet je de receptie bellen, dan halen ze het, want ze houden je autosleutels in bezit) en een man die je auto uitlaadt en zorgt dat alles in je kamer komt. Maar in tegenstelling tot de lieden in Whistler zijn ze hier beleefder en aardiger en voel je je niet als geldbron gebruikt.
We installeren ons op de kamer, met het allereerste twijfelaartje van deze vakantie.
Later gaan we even langs de binnenhaven wandelen en bewonderen het mooie parlementsgebouw. Geen camera meegenomen, morgenavond dan maar een plaatje maken.
Op het eerste gezicht is Victoria een stuk gezelliger dan Vancouver.
Morgen is het onze laatste dag, we zullen hem goed besteden!